Een gazon houdt regenwater vast en laat het in de bodem wegzakken. Zo help je mee wateroverlast te voorkomen en krijg je vogels in de tuin.
Een gazon is heerlijk voor kinderen om op te spelen of om in de zomer op te zonnen. Gras geeft je tuin een mooie natuurlijke uitstraling. Een gazon heeft nog meer voordelen. Met een gazon kan het regenwater gemakkelijk in de ondergrond wegzakken. Hierdoor vult het grondwater aan en helpt het verdroging te voorkomen. Een bloemrijk grasveld levert een bijdrage aan de biodiversiteit en zorgt voor een betere doorworteling van de bodem. Onder de groene laag is er enorm veel leven te vinden! Denk bijvoorbeeld eens aan regenwormen, slakken, duizendpoten, etcetera. Samen zorgen ze voor een waterdoorlatende bodem, de verwerking van plantenresten en zijn ze voedsel voor bijvoorbeeld vogels.
Spit met een spade de bodem 30 cm om. Verwijder plantenwortels en stenen.
Met een doe-het-zelf bodemanalyse (te koop in tuincentra) bepaal je de zuurtegraad. Is je grond te zuur? Voeg dan kalk toe. Is je grond te basisch? Voeg dan juist tuinturf toe en verbeter de structuur met een bodemverbeteraar. Laat een week of twee rusten. Bemest de grond met gazonmest want het gazon heeft voeding nodig om te groeien.
Met een hark strijk je het oppervlakte glad. Druk licht aan en maak de bodem goed nat voordat je gaat zaaien.
Kies je graszaad of kies graszoden? Vraag aan een medewerker in het tuincentrum wat de mogelijkheden zijn.
Zaai de helft van het graszaad in de lengterichting en de andere helft er dwars overheen. Hark de zaden de bodem in, niet dieper dan 1,5 cm. Geef tijdens de kiemperiode voldoende en gelijkmatig water. Begin pas met maaien als het gras 8 – 10 cm lang is en maai niet te kort.
Leg graszoden dicht tegen elkaar aan, rol of klop ze licht aan en geef ruim water. Vul kieren, randen met tuinaarde zodat deze ook dichtgroeien. Wacht 3 – 4 weken met gebruik, zodat de zoden goed kunnen vastgroeien. Na ongeveer 6 weken kun je voor het eerst bemesten.
Zo onderhoud je je gazon
- In het voorjaar verwijder je mos en belucht je de bodem. Dit doe je met een zogenaamde verticuteerhark.
- Kale plekken zaai je bij met graszaad. Houd de bodem goed vochtig voor het ontkiemproces. Het zaad ontkiemt alleen als de temperatuur al een aantal dagen 10 graden of meer is geweest.
- Bekalk je gazon. Kalk zorgt voor de juiste zuurgraad (pH-waarde).
- Bemest zonodig je gezon. Gebruik een biologische meststof om zogenaamde ‘verbranding’ te voorkomen. Doe dit bij voorkeur als er regen wordt verwacht of als het al regent.
- Maai je gazon wekelijks of wanneer nodig. Je kunt eventueel wat maaisel laten liggen, dit zorgt weer voor voeding.
- In de zomer kun je nog een keer bemesten. In het najaar strooi je nog eens kalk, zeker als de zuurtegraad lager dan 5,5 is.
- Je kunt er voor kiezen om je gazon winterklaar te maken door een speciale najaars-meststof toe te dienen.